1
2
3 Geschiedenis Zierikzee

U bevind zich hier: Sander Coumou > Stamboom > Coumou > Geschiedenis > Geschiedenis Zierikzee

 

Geschiedenis Zierikzee


De ontstaansgeschiedenismonumentenstad

Waarschijnlijk in de 10e eeuw vestigen zich de eerste inwoners aan de kreek de Ee. De machthebber van deze groep zal Zierik hebben geheten. Om deze reden zou deze nederzetting Zierikzee (Zierik’s Ee) hebben gekregen. De Ee mondt uit in de Gouwe, de scheiding tussen de eilanden Schouwen en Duiveland en onderdeel van een belangrijke scheepvaartverbinding tussen Vlaanderen, Holland en Zeeland.
Rond de Balie, gelegen in het westelijke gedeelte van de stadsring, concentreert zich de eerste bewoning. Hier heeft een grafelijk kasteel gestaan en in de twaalfde eeuw is er tegenover een kapel gebouwd, gewijd aan Sint Lieven, die vooral in de zuidelijke Nederlanden wordt vereerd.
In 1248 worden de stadsrechten door Rooms-Koning Willem II opnieuw bevestigd. Dit is een vernieuwing van eerder verleende rechten. In de dertiende eeuw groeit de stad en begint de welvaart. Er ontstaan eerste contacten met de Duitse Hanze, die leiden tot een levendig handelsverkeer. Zierikzeese schippers handelen in vis en wol, later ook in steenkool.

Zoutnering en meekrapcultuur.

In 1290 verleent graaf Floris V de burgers vrijheid en tol. De exporteurs van de twee belangrijkste bestaansbronnen, de zoutnering en meekrapcultuur profiteren hiervan. Zout is in de middeleeuwen een begeerd handelsartikel. Vis en vlees worden met zout langer goedgehouden. De zoutwinning gaat via een omslachtige methode. Het zouthoudend veen wordt gedolven en op hopen gezet, door de wind gedroogd en vervolgens verbrand. De as wordt met zout water vermengd en in ijzeren pannen boven turf vuren ingedampt. Dit levert het zogenaamde zelzout op. Omdat het graven van turf een bedreiging vormt voor de dijken en landbouwgrond vernielt volgt er een verbod. Zout wordt nadien geïmporteerd.  Meekrap is een plant, waarvan de wortels vermalen worden tot rode verfstof. De rond Zierikzee verbouwde meekrap is van bijzondere kwaliteit om de kleurvastheid. Hierdoor komt de lakenindustrie tot grote bloei. De Varreput aan de Balie is gegraven om de stoffen te spoelen. De weefsels worden vervolgens uitgespannen in de Raamstraat om te drogen. De lakenhal stond aan de noordzijde van de Sint Lieven.  Zowel de zoutnering als de meekrapcultuur zijn, tot er in de vorige eeuw betere methoden en producten komen, belangrijke bestaansbronnen van Zierikzee.

De eerste bloeiperiode

Rond 1300 doorstaat de stad tot drie keer toe een Vlaams beleg. Tijdens een zeeslag verslaat een Frans-Hollandse vloot in 1304 de Vlaamse vloot op de Gouwe. In 1323 wordt Zeeland definitief bij Holland gevoegd. De Graaf van Holland verleent Zierikzee tal van Privileges, waardoor de stad een grote bloeiperiode meemaakt. Wevers, touwers en scheerders mogen niet buiten de stad werken en Zierikzee wordt de handelsplaats van Schouwse graan. De bevolking groeit en de oostelijke zijde van de stad wordt bebouwd. Aan de Sint Lievenskerk is een kapitel van 24 kanunniken verbonden, waardoor de naam Sint Lievensmonsterkerk ontstaat. Om de stad verrijzen zes poorten, waarvan er thans nog 3 over zijn.
De tweede helft van de 14e eeuw is het hoogtepunt in de geschiedenis van Zierikzee. Zout haring, meekrap en lakens zijn belangrijke exportartikelen en de scheepvaart beleeft haar glorietijd. Zierikzeese schippers varen alle richtingen uit om te vissen en handel te drijven.

Tekenen van verval

In de 15de eeuw toont Zierikzee de eerste tekenen van verval. De Westerschelde wordt geleidelijk een belangrijker vaarweg dan de Oosterschelde. Enkel rampen treffen de stad, zoals de Sint Elisabethvloed in 1421 en een drietal branden, waarbij vele (houten) huizen in vlammen opgaan.
Toch een statussymbool
Ondanks de ietwat afnemende welvaart zoekt de burgerij naar een statussymbool. Er moest een hoge toren komen. De mechelse bouwmeester Andries Keldermans krijgt de opdracht de Sint Lievenmonstertoren te bouwen, die circa 130 meter hoog moet worden. In 1454 is de eerste steen gelegd. Bij deze toren wordt de grootste kerk van Zeeland gebouwd, 102 meter lang. Na een halve eeuw is het werk aan de toren tot de eerste gang voltooid. Hierbij zou het blijven omdat de welvaart verminderd. De hoogte van de Sint Lievenmonstertoren bedraagt dan 58 meter.plattegrond zierikczee 1575

Tijden van tegenspoed

De zestiende eeuw is een eeuw van tegenspoed. De Gouwe slibt dicht zodat de Oosterschelde moeilijker bereikbaar wordt, er breken branden uit en overstromingen veroorzaken veel schade. Tot overmaat van ramp breken ook nog de pestepidemieën uit, waardoor een pesthuis moet worden ingesteld. Het aantal inwoners van ca. 12.000 aan het begin van deze eeuw neemt sterk af. Toch wordt in 1550 nog begonnen met de bouw van het huidige stadhuis.
Het Spaanse beleg
In 1575 wordt Zierikzee belegerd door Spaanse troepen onder leiding van de 71-jarige Mondragon. Via Zijpe verovert het 8000 man sterke Spaanse leger Schouwen-Duiveland in een dag. De troepen van Prins Willem van Oranje houden in Zierikzee negen maanden stand, mede omdat het omringende land onder water wordt gezet. Doordat het voedsel op raakt en de soldaten onrustig worden, vind in juni 1576 de overgave plaats. Er wordt niet geplunderd. Mondragon blijft slechts enkele maanden; in november trekken de Spaanse troepen muitend weg naar Vlaanderen. Hiernaast een plattegrond van Zierikzee in die tijd

Centrum van landbouw en visserij

In een poging de scheepvaart nieuw leven in te blazen is tussen 1595 en 1600 het havenkanaal gegraven, zodat Zierikzee weer en rechtstreekse verbinding heeft met de Oosterschelde. Gedurende de 17de eeuw krijgt de stad als centrum voor landbouw en lokale industrie steeds meer de aandacht.
In de 18de eeuw is weinig gebouwd. Veel trapgevels worden, als een soort modeverschijnsel, vervangen door lijstgevels met brede dakgoten. De rijke regenten woning in vorstelijke huizen aan de Oude Haven en zij bezitten veel buitenhuizen op het eiland. Hun macht leidt tot spanningen met boeren en vissers, onder meer omdat Zierikzee het eiland overheerst en de hoogste rechtspraak in handen heeft.

Opleving van de handel

De eerste helft van de 18de eeuw vertoont een opleving van de handel. Met de visserij, die vaart met hoekers met twee masten, gaat het slechter. In de Middellandse Zee worden de vissers bedreigd door barbarijse zeerovers. Als verzekering tegen dit soort overvallen wordt in 1735 de Slavenkas opgericht. Alle zeevarende betalen een bijdrage en wanneer iemand gevangen wordt genomen, koopt de kas hem vrij. De industrie bestaat in deze tijd uit enkele molens, brouwerijen, looierijen, mestoven en zoutketen. In 2.000 huizen wonen ruim 10.000 inwoners.
Tijd van armoede
De tweede helft van de 18de eeuw is een periode van neergang. De veepest breekt uit en de scheepvaart komt stil te liggen door de vierde Engelse oorlog. Aan het eind van deze eeuw zijn er slechts 6.000 inwoners over. In 1795 begint de Franse tijd. De welgestelde Patrioten zijn aanvankelijk blij, doch dit veranderd later wanneer de burgerij het zwaar te verduren krijgt. Lodewijk Napoleon bezoekt Zierikzee in 1809 en wordt met gejubel begroet. Van 1811 tot 1813 volgt echter de inlijving bij het Franse Keizerrijk. De 19de eeuw blijft de armoede. Rijke families vertrekken en Zierikzee ligt erg geïsoleerd. Het industrialisatieproces gaat Zierikzee grotendeels voorbij. Door de armoede is er geen geld om veel historische panden af te breken. Een markant gebouw verdwijnt wel: de Lievensmonsterkerk. Na de brand in 1832 staan alleen de muren nog overeind. De grootste kerk van Zeeland zou niet meer gerestaureerd worden. Op dezelfde plaats wordt een nieuwe kerk gebouwd in neoclassicistische stijl. In de tweede helft van de 19de eeuw krijgt de landbouw steeds meer accent. Aan de meekrapcultuur komt een einde door de ontdekking van een synthetische kleurstof.

Verandering in de 20e eeuw

In de 20e eeuw komen er, later dan elders in het land, voorziening als stroomtram Zijpe-zierikzee-brouwershaven (1900), elektriciteit (1920) en waterleiding (1930).
Zierikzee wordt zwaar getroffen door de watersnoodramp van 1 februari 1953. Het water bereikt het peil van 4,32m boven NAP en in Zierikzee vallen 25 slachtoffers. Zierikzee is een eiland en wordt door middel van een zandzakkendam droog gehouden.
Toch leidt deze gebeurtenis tot een ommekeer. Er vindt een herverkaveling op het eilans plaats, veel gebouwen worden onder meer met behulp van de gemeente Rotterdam gerestaureerd en Schouwen-Duiveland wordt uit het isolement verlost door de aanleg van eerst de Grevelingendam en de Zeelandbrug en later de Brouwersdam, de Oosterscheldekering en de Philipsdam. Verleden en heden vinden zo in Zierikzee, dat thans bijna 10.000 inwoners heeft, een eigentijdse combinatie.

Geschiedenis Stadhuis van ZierikzeeStadhuis Zierikzee

Tijdreis door het stadhuis

Het stadhuismuseum heeft zijn naam te danken aan het gebouw waarin het is gevestigd: het voormalig stadhuis van Zierikzee. Het grootste deel van dit gebouw is zo’n 450 jaar oud. Een enkel vertrek is zelfs ouder omdat het er al stond toen het stadhuis werd gebouwd. Andere ruimten zijn jonger. In de eeuwen na de voltooiing van het stadhuis is er veel veranderd. Wie door het stadhuis loop, reist als het ware door de tijd. De ene zaal ademt een 16de eeuwse sfeer, de andere een 18de eeuws. in de volgende artikelen zal ik u iets meer over de geschiedenis van het stadhuis vertellen.

Voorgeschiedenis

Het eiland Schouwen en Zierikzee zijn beide ongeveer 1000 jaar oud. In de 12de eeuw werd een ringdijk om het eiland gelegd. Zierikzee ontstond langs een getijdegeul, de Ee. Deze stond in open verbinding met de zee en vormde een natuurlijke haven. In de daaropvolgende 500 jaar groeide het dorpje uit tot een van de grootste handelssteden van Zuidwest-Nederland.
Aanvankelijk zetelde het stadsbestuur in een gebouw dat op een heel andere plaats in Zierikzee stond, meer naar het westen. Op de huidige locatie, in de meelstraat, stond de stedelijke vleeshal. In 1358 besloot het stadsbestuur naar deze plaats te verhuizen. Naast de vleeshal werd een raadshuisje gebouwd. Dit bleek uiteindelijk te klein voor de groeiende stad. Bijna twee eeuwen later besloot het stadsbestuur het raadshuisje af te breken en op de zelfde plaats een nieuw stadhuis te bouwen. Dit werd het stadhuis zoals we dat thans kennen.

Bouw 1550 – 1554

Het nieuwe stadhuis werd in vijf jaar tijd gebouwd, van 1550 tot 1554. Het oude raadshuisje werd afgebroken, de vleeshal liet men staan. Bovenop de ingang van deze hal werd de toren gebouwd. De 45 meter hoge en fraai vormgegeven toren werd het pronkstuk van het gebouw. De rest van het stadhuis werd daarentegen sober uitgevoerd. De voorgevel werd slechts versierd met twee medaillons. Hierin werden de portretten van Karel V en zijn zoon Philips II afgebeeld.

Neptunus

Bovenop de toren van het nieuwe stadhuis werd een vergulde windvaan in de vorm van Neptunus geplaatst. De Romeinse god van de zee weerspiegelde het grote belang van scheepvaart en visserij voor de Zierikzeese economie. De stad was inmiddels uitgegroeid tot een druk handelscentrum. De getijdegeul was in voorgaande eeuwen omgebouwd tot een haven met een toegang die door de Noord- en Zuidhavenpoort werd beschermd. Er meerden tal van buitenlandse koopvaardijschepen af. Zierikzee lag aan belangrijke scheepvaartroutes. Er werd handel gedreven met onder andere Engeland, Frankrijk, Spanje, Scandinavië en de Baltische landen.

Bouwen en verbouwen

In de eeuwen na de voltooiing van het stadhuis werd aan de achterzijde van het pand veel bijgebouwd: een trappenhuis, nieuwe vertrekken, een conciërgewoning, een verdieping op de vleeshal.
Ook het interieur werd aangepast, onder andere in 1772-1779, toen vrijwel de gehele eerste verdieping in Lodewijk XV-stijl werd ingericht. Boven de haardplaatsen werden schilderingen in grijstinten(grisailles) aangebracht. Er werden nieuwe meubels gemaakt en Pieter Bossi versierde het plafond met stukwerk.
Andere delen van het stadhuis behielden hun 16de eeuwse karakter. Zo is in de schutterszaal nog steeds de oorspronkelijke kapconstructie te zien. De binnenkant van het dak geeft ons een blik op wat Zierikzeese timmerlieden vroeger konden. Er is geen spijker te zien. Het dak word gedragen door passend hout. Veel bezoekers herkennen er een omgekeerd scheepsruim in. Men verondersteld dat scheepstimmerlieden  hebben meegewerkt aan de constructie. Ten tijde van de bouw van het stadhuis waren de Zierikzeese scheepswerven alom bekend. In Zierikzee werden de modernste scheeptypen gebouwd.

InterieurInterieur stadhuis Zierikzee

In het stadhuis zijn diverse oude interieuronderdelen te zien. In de grote zaal op de begane grond vallen de 16de eeuwse zuilen en zoldering op. Eertijds werd in deze ruimte recht gesproken. Daar werd de ‘Vierschaar gespannen’. De zaal staat nog steeds bekend als de Vierschaar.
Later verhuisde de rechtbank naar de eerste verdieping van het stadhuis. Bij de herinrichting in 1772-1779 werd in de grote zaal, langs de wand, een schepenbank geplaatst. In het midden kwam een bank voor procureurs, advocaten, getuigen en publiek. Deze zaal is thans nog in gebruik als trouwzaal.
De vertrekkamer heeft een fraai schoorsteenstuk met wapens van koning-stadhouder Willem III, Zeeland en de steden en dorpen op het eiland. De vertrekkamer werd in 1661 gebouwd en diende als ruimte waar de stadsbestuurders zich even konden terugtrekken als ze moe waren van het vergaderen. Het fraai geschilderde schoorsteenstuk werd aangebracht in 1673. Sommige afgebeelde wapens herinneren aan de ‘verdronken’ dorpen, plaatsen die door de zee zijn verzwolgen: St. Jacobskerke, Brieskerke, Outsuitkerke, Weldamme, Borrendamme, Biesuitkerke, Simonskerke, Clouskerke, Westkerke en Worisant (orisant).
Het schoorsteenstuk in de raadzaal is omstreeks 1775 geschilderd door Martinus Josephus Geraerts. Op de schildering is Minerva afgebeeld, de Romeinse godin van wijsheid en kennis, beschermster van kunsten, wettenschappen en steden. Ze wordt omringd door vier putti’s, engelachtige kinderfiguren. Ze beelden de vier kardinale deugden van de Griekse filosoof Plato uit: Rechtvaardigheid, Moed, Gematigdheid en Voorzichtigheid.
Geraerts schilderde ook de grisaille die boven de deur van de raadzaal is te zien. Hierop worden de welvaartsbronnen van de stad verbeeld: koopvaardij, visserij, handel in oesters en kreeften, landbouw en zoutziederij.
De allegorie boven de haard in de thesaurierkamer is eveneens door Gerearts geschilderd. Deze grisaille verbeeld spaarzaamheid. De Latijnse tekst in melus serut (zij bewaart het voor het beter) wees de schatmeester van de stad op hun plicht zo zuinig mogelijk te zijn.

Multifunctioneel centrum

Het stadhuis was een belangrijk ontmoetingspunt in het levendige stadje. In de statige vertrekken zetelde niet alleen het stadsbestuur. De slagers bleven nadat de toren met Neptunus op hun vleeshal was gezet, hier hun werk doen. Verder waren in het stadhuis ondergebracht: de rechtbank, het waterschap, de weeskamer, diverse gildenbesturen en de keurkamer van het stedelijke zilversmidgilde. Tenslotte kon direct naast de inpandige vleeshal, aan de westzijde, de stadswaag worden gevonden. Ook de keurmeesters van de meekrap verrichten daar hun werk. Meekrap was eeuwenlang het belangrijkste landbouwgewas van Schouwen-Duiveland. Van het plantje werd een rode textielverf gemaakt. De grote en 500 kilo wegende vaten met meekrap werden op de waag gewogen. In een vertrek daarachter beoordeelde de keurmeester de kwaliteit van de meekrap.

Museum

In de 19e eeuw verloor het stadhuis een aantal eeuwenoude functies.  De gilden en de weeskamer werden ontbonden, het waterschap vertrok naar een kantoor elders in de stad. In de 20e eeuw kreeg het stadhuis een nieuwe functie erbij: in 1911 werd op de zolder een oudheidkamer ingericht. Dit museum werd beheerd door de ‘vereniging Zierikzee’. Er kwam niet veel publiek. Na een tijdje werd niets meer van het museum vernomen. In 1929 besloot de gemeenteraad het nog een keer te proberen. Opnieuw werd op de zolder een museum ingericht. In 1930 werd het geopend. Dit museum had meer succes. Het huidige stadhuis is eruit voortgekomen. Sinds 2002 is dit museum de enige gebruiker van het oude stadhuis. De komende jaren word wordt het stadhuismuseum opgeknapt en vernieuwd.

Gravensteen
Geschiedenis van het Maritiemmuseum Zierikzee

Het gravensteen

Het gebouw waarin het Maritiem Museum is ondergebracht, is bijna 500 jaar oud. Inwoners van Zierikzee kennen het pand als het Gravensteen. Die benaming moeten we letterlijk opvatten: het steen (gebouw) van de graaf.
Het Gravensteen is gebouwd in een periode dat Zierikzee rechtstreeks onder het gezag van de graaf van Holland, Zeeland en West-Friesland viel. In de stad zetelde een van zijn belangrijkste ambtenaren, de rentmeester van Zeeland beoosten Schelde. Dit was een machtig man die namens de graaf het Noorden van Zeeland bestuurde. Hij inde belastingen, beheerde de goederen van zijn heer en trad daarnaast ook nog eens op als rechter. Al dit werk werd gecoördineerd vanuit Gravensteen. Hier waren de rentmeester en zijn ambtenaren ondergebracht. Ook de vierschaar, de rechtbank, hield er zitting. Tenslotte deed het gebouw dienst als gevangenis.
Het gravensteen was dus een multifunctioneel gebouw, waarin zowel uitvoerende als rechtsprekende instituten waren ondergebracht. Voor de inwoners van stad en land was het een symbool van grafelijke macht. De robuuste voorgevel met de zware deur moest die indruk versterken.

De Bouw in 1524-1526

Met de bouw van het gravensteen werd begonnen in 1524. De graaf had er opdracht toe gegeven omdat het pand waar zijn ambtenaren tot dan toe waren gehuisvest, behoorlijk in verval was geraakt. De oude bouwval werd gesloopt, de kelder werd uitgegraven en vervolgens begon men met nieuwbouw op dezelfde plaats. De Antwerpse bouwmeester Herman van Aecken leverde het ontwerp. De uitvoering van het werk, dat drie jaar in beslag nam, stond daarin tegen onder leiding van meester Albrecht Corneliszoon.
Zierikzeese metselaars verwerkten in de dikke muren zo’n 240.000 Hollandse stenen. Voor de bekleding van de voorgevel werd duurdere natuursteen gebruikt. De kleine, witte blokken van zandhoudende kalksteen staan bekend als Brabants witte arduin. Ze werden uit het gebied ten Noorden en Oosten van Brussel gehaald. Ook het ijzerwerk kwam uit het zuiden. Mechelse smeden leverden de muurankers in de voorgevel. In de fraaie vormen zijn de emblemen van het Oostenrijkse huis en het Gulden Vlies te herkennen.

Begane Grond

In 1526 was het nieuwe grafsteen gereed en kond e rentmeester zijn intrek nemen. Hij hield kantoor op de begane grond. Dar vonden ook de rechtszittingen plaats. Vermoedelijk bevond zich in de ruime voorhal op de begane grond nog een binnenwandje ter afscheiding van de woning van de steenwierder of cipier. Deze had een tweetalkamers op min of meer dezelfde plaats als waar nu de balie van het museum staat. Zijn woning is later echter verwijderd. Overigens zijn aan het pand in 1526 weinig veranderingen aangebracht. In een van de zijmuren zijn nog steeds de nissen te zien waarin vroeger lampen werden geplaatst.Gravensteen cel

Cellen op de eerste verdieping

Aan de achterzijde van de voorhal is de oorspronkelijk spiltrap naar de bovenverdieping te vinden. De trap leid naar de nog steeds aanwezige cellen uit 1526. Op de eerste verdieping liggen ze achter een zeer zwaar houten deur die versterkt is met smeedijzeren hang- en sluit-werk. Minstens even imponerend zijn de zware eiken wanden van de cellen. Zelfs de gemetselde muren van het gravensteen zijn hier voor een deel beschoten met brede planken. IJzeren klampen houden de planken op hun plaats. De zware traliekorven voor de ramen moesten een ontsnapping onmogelijk maken.
De cellen zijn in 1526 zo solide gebouwd, dat in de daarop volgende jaren nooit een renovatie nodig is geweest. Het Gravensteen is bijna 400 jaar, tot 1923, als gevangenis gebruikt en al die tijd zijn de cellen hetzelfde gebleven. Het lijkt alsof de laatste gevangene nog maar net is vrijgelaten.

IJzeren kooien

Toch stond ook in de Gravensteen de tijd niet stil. Zo nu en dan werden vernieuwingen aangebracht. Zo daterend e ijzeren kooien die in de ruimte bij de trap staan, uit de periode na 1811. Het strafrecht werd toen ‘moderner’. Lijfstraffen zoals brandmerken en geselen werden afgeschaft. Daarvoor in de plaats kwamen (lange) gevangenis straffen. Om alle veroordelen in het gravensteen onder te kunnen brengen, werd een groot aantal kooien geïnstalleerd. Er staan er thans nog vier in de ruimte bij de trap. Daglicht komt hier nauwelijks binnen. Wel kon de ruimte enigszins worden geventileerd: zowel boven de deur als in de zoldering zijn roosters aangebracht.
Ook de bordjes van boven de deuren zijn van relatief recente datum. Opschriften als ‘Gijzelkamer’, ‘slaapzaal’, ‘Ziekenzaal’ werden omstreeks 1900 aangebracht. Ze geven de bestemming aan die de vertrekken toen hadden.

Inscripties

In het spijkerharde hout zijn honderden namen, jaartallen, afbeeldingen en merken gekerfd. Ze zijn stille getuigen van de talloze gevangenen die hier voor kortere of langere tijd opgesloten zaten. Er zijn tekeningen te zien van molens, mannenfiguurtjes, damesschoenen en schepen. Dat laatste geeft aan dat in het gebouw veel zeelieden werden opgebracht. Fregatten, beurtschepen en vissersboten zijn tot in de kleinste detail uitgesneden. De oudste tekst is in 1577 ingekerfd.
Overigens zijn alle tekeningen en teksten lange tijd aan het oog onttrokken geweest. In de 19de eeuw werden de bekraste muren bedekt met een dikke laag kalk. Pas in 1969 werd bij een schoonmaak de tekeningen en de teksten herontdekt. Men besloot de kalk weer van de muren te verwijderen. Toch zijn in de voegen tussen de planken nog wat resten van de verflaag achtergebleven.

Kapers, soldaten en vrouwen

Uit de inscripties is op te maken dat in de periode 1630-1646 duinkerker kapers gevangen hebben gezeten. Deze kapers die onder de Spaanse vlag voeren, probeerden zoveel mogelijk vijandelijke ook Zierikzeese’ schepen buit te maken. op hun beurt waren trouwens ook de Zeeuwen bijzonder actief als kapers. Regelmatig maakten beide partijen schepen van de tegenstander buit. De bemanning werd gedood of gevangen gezet om deze later te kunnen uitwisselen tegen gevangenen van de eigen partij. De duinkerker kapers die in het gravensteen werden opgesloten, hebben een flink aantal namen en scheepstekeningen achtergelaten.
Interessant zijn ook de gekleurde  tekeningen van twee rijen soldaten, elf schutters, een tamboer en twee officieren, allen keurig in uniform. De schutters en tamboer hebben een berenmuts op. Waarschijnlijk zijn het Pruisen getekend in de 18de eeuw.
Opvallend zijn verder de vele ingekerfde damesschoenen met een gat in het midden. Het gaat hier om erotische symbolen. Ook in het taalgebruik werden schoenen gebruikt om toespelingen op vrouwen te maken. een voorbeeld is de uitdrukking ‘iemands oude schoen’, waarmee een vrouw werd bedoeld dia al eens eerder een relatie had.

Gevangen in het gravensteen

Een verblijf in het Gravensteen was vroeger geen pretje. De gevangenen zaten in het schemerduister, zonder verwarming en met slechts zeer eenvoudige sanitaire voorzieningen. Zo konden hun gevoeg doen in de nissen die hier en daar in de muren waren aangebracht en waarin tonnen of emmers stonden. De volle vaten met mensendrek moesten via de spiltrap naar buiten worden gedragen. Er is weinig fantasie voor nodig om zich een voorstelling te maken van de stank die in het gebouw moet hebben gehangen. Zelfs in de representatieve voorhal waren de geluiden en geuren van de gevangenen op de eerste verdieping goed waar te nemen.
Gevangen werden soms veroordeeld tot onvoorstelbare lange vrijheidsstraffen, vooral in de periode na 1811. Zo kreeg de Zierikzeese slagersknecht Cornelis van Zwijmvormen in 1816 een straf van vijf  jaar opgelegd voor het stelen van een vrouwenomslagdoek.

Kelders

De kelders van het gebouw werden voor verschillende doeleinde gebruikt. Een van de kelders aan de voorzijde werd gebruikt als wachtlokaal voor de zakkendragers, die de schepen moesten lossen. Andere kelders werden voor het opsluiten van gevangenen gebruikt. Er werd ook gefolterd door de beul.

Galgenmaal

De vonnissen werden voor het Gravensteen voltrokken. In de nacht voorafgaand aan een doodvonnis werd een schavot getimmerd. Dit plankier maakte men even hoog als het bordes, zodat de veroordeelde van het Gravensteen zo het schavot op kon lopen. Het smeedijzeren hek op het bordes kon daartoe open worden gedraaid. Op de avond voor de dag van executie kreeg de gevangene nog een galgenmaal aangeboden. De gerechten mocht hij volgens oud gebruik zelf kiezen. Van dit laatste maal werd een hele vertoning gemaakt. De baljuw was erbij aanwezig, een van de burgemeesters van Zierikzee, de presidentthesaurier, een predikant, een ziekentrooster, de stadsbouwmeester, de verdediger van de veroordeelde en nog tal van andere belangstellende. Het publiek mocht komen kijken! In 1739 vond men dit niet langer gepast en besloot men de vertoning af te schaffen. De gevangenen mocht nog wel zijn eigen maaltijd samenstellen.
Behalve doodvonnissen werden op het schavot voor het Gravensteen ook andere lijfstraffen, zoals brandmerken en geseling, uitgevoerd. Na 1811 werden lijfstraffen afgeschaft.

De havenZierikzee stad langs de haven

In feite is sinds 1526 weinig aan het gebouw veranderd. Nog steeds ademt de Gravensteen de sfeer van vroegere dagen. Toch is de omgeving in de loop der tijd behoorlijk veranderd. Aanvankelijk stonden tegenover het Gravensteen geen huizen. Er was een haven die een open verbinding naar zee had. Schepen konden tot in het hart van de stad komen, tot aan de voet van de Gravensteen en de nabijgelegen beurs. Als de rentmeester het Gravensteen verliet, kon hij, staande op het bordes, de afgemeerde boten zien liggen. Op de kade voor het bordes stonden tonnen en vaten. Er hing een geur van teer, touw en zeildoek. Tegen de gevel van de Gravensteen echode het geroep van de zakendragers, het gekras van wagenwielen over kasseien en het snuiven van paarden.
Vlakbij het Gravensteen, aan het einde van de haven, was een sluis, een ‘mol’, gebouwd. Bij eb werd de sluis open gezet, zodat het water uit de achterliggende gracht met kracht via de haven naar zee kon stromen. Op die manier probeerde men het dichtslibben van de haven te voorkomen. De straatnaam ‘Mol’ herinnert nog aan deze situatie.
In de 19de eeuw werd een groot deel van de haven gedempt. Zo ontstond het huidige havenplein. Van de oorspronkelijke haven resteert slechts de oude haven.

Meer weten?
De oorsprong van de familienaam Coumou ligt in Zierikzee. Hier treft u de geschiedenis van Zierikzee.
De straatnamen van Zierikzee hebben vaak een verhaal. De begraafplaats te Zierikzee, ontstaan en in gebruikname.
Zierikzee bezit vele monumentale gebouwen, op deze pagina vind je beschrijvingen en foto's.
Een van de gemeentearchivarissen van Zierikzee was de heer P.D. de Vos, lees hier meer over hem.
Lees hier over Dingeman Coumou, die diende onder Napoleon. Het ijzingwekende verhaal van matroos Jan Coumou.
Lees hier meer over het eerste deel van het leven van FWK Coumou 1911-1945.
De familienaam Coumou, vindt deze naam zijn oorsprong in Frankrijk (Hugenoten) of Zeeland?
Hoe zit het met de Hugenoten?
Een molen genaamd Coumou?

Vragen/opmerking? mail mij!

6
15
16 17 18